Lilly (12) moet met haar ouders en zus Joyce Indonesië verlaten. Ze varen op een groot schip met veel anderen die ook Indonesië moeten verlaten. Op de boot leert ze de jongen Bennie kennen. Ze vertellen elkaar hun verhaal over alles wat ze meegemaakt hebben. Dat zijn heftige verhalen die heel goed beschreven zijn. In de boot krijgt Lilly een eerste vreemd en kort bezoek van een man in het wit met een bebloed hoofd. Ze herkent de man, maar weet niet wie het is. Wie is die man en wat wil hij haar vertellen?
Eenmaal in Nederland moet Lilly erg wennen. Ze komen eerst te wonen op één kamer met z'n viertjes. Haar vader wordt opgenomen in een sanatorium voor behandeling van tbc. Ze mist hem, maar gaat geregeld bij hem langs. Later krijgen ze een huis toegewezen.
Je krijgt een kijkje in hoe de regelgeving was voor hen (ze mogen bijvoorbeeld maar naar een paar specifieke winkels om daar spullen uit te kiezen). De Nederlandse gebruiken vindt Lilly maar vreemd, vooral de zuinigheid en de niet zo hartelijkheid ('we gaan eten dus je moet weg').