'Ik ben Kos en ik heb mijn zusje kwijtgemaakt. Straks ga ik heus wel uitleggen hoe dat zit...straks dus, als ze niet meer zo eng naar mij kijken.'
Je leest dit verhaal vanuit de bijna achtjarige Kos. Met korte, simpele zinnen, die soms wellicht wat andere woorden bevatten dan een andere achtjarige gebruikt, krijg je een goed beeld van waar Kos allemaal over nadenkt. Die gedachten gaan alle kanten op. HIj groeit op in een niet zo stabiel gezin, zo lijkt het. Zijn moeder ligt alleen maar op de bank na de geboorte van zijn zusje Soof en is maar zelden echt blij. Zij lijkt depressief, hoewel er met geen woord over gerept wordt. Kos mag (of moet) veel met zijn zusje doen en dus samen met zijn vader voor Soof zorgen. Je merkt aan Kos dat hij veel doet om aandacht te krijgen van zowel vader als moeder. Dat is vertederend en mooi in beeld gebracht door zijn gedachten te volgen. Als hij op een dag verstoppertje gaat spelen met Soof, legt hij Soof onder een struik en hij verstopt zich ergens anders. Helaas komen zijn ouders Soofen Kos niet zoeken en als hij teruggaat naar de plek waar hij Soof heeft verstopt, ligt ze er niet meer. Hij gaat op zoek, maar kan haar niet vinden. Die zoektocht wordt bijzonder en het boek lijkt vanaf dat moment niet meer direct om het vinden van Soof te gaan, maar om het vluchten uit huis omdat Kos zich schuldig voelt dat hij zijn zusje kwijtgemaakt heeft. Kos ontmoet allemaal verschillende mensen met wie hij mee naar huis wil, waarbij Mohana van Kroonenberg goed inspeelt op culturele diversiteit. Uiteindelijk wordt hij gevonden door Yuval, die hem meeneemt naar zijn huis. Zal Kos nog terug durven naar huis? En zal Soof gevonden worden?
Direct wanneer je begint met lezen, is de toon gezet. Je voelt als lezer dat er best wel wat gaande is. Voor jongere lezers zal de spanning voelbaar zijn dat de bijna achtjarige Kos zijn zusje kwijtgemaakt heeft, waarbij je graag wilt weten hoe dat kan (je raakt toch niet zomaar een zusje kwijt?) en waar het zusje dan is. Voor de wat oudere lezer zal de spanning van de moeder (wat is er toch met haar? Is ze ziek?) en de vader juist meer voelbaar zijn.
Hoe Soof dan uiteindelijk ineens thuis is gekomen, mag Joost weten. Dat mag de lezer zelf invullen: is Soof zelf naar huis gekropen? (nee toch, zeker?) Is Soof gevonden, maar door wie? Is Soof wel echt weggeweest? Kortom, de lezer zal nog wel met wat vragen achterblijven. Voor de een fijn om zelf invulling aan dit ontbrekende puzzelstukje te geven, voor een ander misschien teleurstellend.
De speelse illustraties van Nadia Meezen maken het plaatje helemaal compleet. Heel passend bij een verhaal als dit. Vooral de gezichtsuitdrukkingen laten krachtig en voorzichtig zien wat er allemaal door het hoofd van Kos gaat of kijk naar de vermoeidheid die van moeder afstraalt. Knap gedaan.
Aan te raden voor sterkere lezers vanaf een jaar of 8.