Een leerzaam avontuur van gierzwaluw Max die van Appingedam naar Mozambique vliegt om te overwinteren.
Het boek start met een hoofdstuk over de gierzwaluw. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe een gierzwaluw leeft. Wist je bijvoorbeeld dat een gierzwaluw altijd vliegt, ook als de vogel slaapt? Op het eieren leggen en broeden na... En wist je dat een gierzwaluw zo'n 100 km per uur kan vliegen? Na deze introductie begint het eigenlijke verhaal, waarbij elk hoofdstuk ingeleid wordt met een klein beetje informatie over een specifieke vogel of vogels die, zo blijkt al gauw, Max ontmoet in dat hoofdstuk.
De jonge gierzwaluw Max groeit op in Appingedam. Na een tijdje vertrekt moeder alvast naar Mozambique om te overwinteren. Max en zijn vader zullen snel volgen, maar als zijn vader verwikkeld raakt in een gevecht met de dikke rode kat en niet terugkeert, blijft Max alleen achter. Uiteindelijk stuurt een houtduif Max aan te gaan vliegen, maar dat heeft hij nog niet eerder gedaan. Als hij zich uit het nest laat vallen, is het even wennen, maar algauw heeft hij de smaak te pakken. Maar welke kant moet hij op? De kerkuil stuurt hem de juiste kant op, althans dat denkt hij. Al snel blijkt dat de gierzwaluw juist de koude kant op vliegt; hij vliegt dus niet de warmte tegemoet, terwijl hij dat juist zou moeten doen. Max ontmoet tijdens zijn vlucht meerdere vogels, maar niet elke vogel die Max ontmoet weet waar Mozambique ligt. Uiteindelijk komt hij bij Stór de zeearend terecht, een ornitholoog die hem verzorgt en de goede kant op wijst. De tocht die volgt is avontuurlijk en mooi beschreven. Elke vogel wil Max helpen, zodat hij zijn moeder terug kan vinden. En op zijn beurt helpt Max andere vogels die problemen hebben door onder andere vervuiling of gevangenschap.
Rients Faber wilde met dit boek niet alleen dat kinderen kennis konden maken met diverse vogels, maar ook dat kinderen zich bewust worden van de invloeden van de mens. Zo is er steeds minder plek op daken voor gierzwaluwen om hun nest te kunnen maken, onder andere vanwege platte daken en zonnepanelen en nieuwe constructies van gebouwen door de aardbevingen (onder andere in Appingedam). Verder lees je over de nadelige gevolgen voor dieren van plastic in de oceaan. Ook lees je over stropers die vogels hebben gevangen of over ontbossing.
Het mooie van de reis is dat bij elk nieuw stuk van de reis, een nieuwe vogel Max op weg helpt. Dat zijn meer dan twintig soorten vogels. Die vogels is de kenner van een land of een specifiek gebied en helpt Max tot een bepaald punt, waar Max weer een nieuwe vogel ontmoet. Daarbij zeggen ze allemaal als ze afscheid nemen dat ze nog wel langskomen in Appingedam. Je leert als lezer dus veel over kleine stukjes van de wereld, naast dat je kennismaakt met heel veel soorten vogels.
De tekeningen van Jan van Well staan verspreid over het boek en laten bijna elke andere vogel die Max tegenkomt zien. Dat is fijn voor het beeld dat je erbij hebt tijdens het lezen. Het had zeker niet misstaan als alle vogels afgebeeld zouden zijn.
Een leerzaam verhaal voor kinderen vanaf een jaar of 10 in, zo lijkt, het specifieke lettertype dat goed leesbaar is voor dyslectici.