Een wondermooi, sfeervol en leerzaam verhaal over de opwarming van de aarde, vriendschap en samenwerken.
Arend glijdt op een dag met nest en al het water in. Als de zee onstuimig wordt, probeert hij te vliegen. Dat lukt! Op zijn vliegtocht ziet hij van alles: dieren die wanhopig van een ijsberg afglijden of op een losgeslagen schots drijven. Het ijs blijft maar smelten en het water blijft maar stijgen. Een ramp, want straks verdrinken alle dieren! Er moet iets gebeuren, iemand moet iets doen, maar wie? Arend roept dat er een boot gebouwd moet worden. Maar verder onderweg komt Arend ook dieren tegen die ontkennen dat het ijs smelt of dieren die nattigheid juist fijn vinden en het allemaal wel mee vinden vallen. Arend wordt er verdrietig van, maar dan ziet hij een boot! Zal iedereen gered kunnen worden?
Mooi dat juist een dier in de lucht zich bekommert om de dieren op het land. Maar eigenlijk best treurig dat er zo veel koppige dieren lijken te zijn. Dieren die hun kop letterlijk in het zand steken, (struisvogel) of dieren die alles beter weten dan iemand die vanuit de lucht de ellende ziet (orang-oetan). Er zijn veel parallellen met de echte 'grote mensenwereld'.
De voorkant van het boek zal kinderen meteen aanspreken. Een zachte, kleurige gloed met een paar prachtige dieren. En dan die laatste platen, treurig maar ook zo krachtig: uiteindelijk wordt er samengewerkt en zitten alle dieren allemaal op de boot, maar de reden is er wel een om een paar keer van te slikken. Kinderen zullen hier (zeker samen met de voorlezer) een boodschap uit kunnen halen als 'samenwerken loont' of 'alleen zijn is fijn, maar samen kom je verder' of 'we moeten allemaal goed voor elkaar en de aarde zorgen om er wat moois van te maken'.