'De zomer die alles was' dat door de cover van Esther Leeuwrik en de titel direct heel nieuwsgierig maakt. Het is een boek dat tegelijkertijd ontroert en je laat glimlachen. Een verhaal over vriendschap, tijd, afscheid nemen, de middelbare school en familie. Een enigszins voorspelbaar verhaal dat door de uitwerking knap verrassend is.
Je beleeft het verhaal vanuit hoofdpersoon Puca, een meisje van 12, dat de zomervakantie moet zien door te komen. Ze telt af totdat ze eindelijk naar de middelbare school gaat. Je voelt aan alles dat haar gezin bijzonder is; een mooi stelletje zo bij elkaar. Een vader die nooit thuis is en alleen maar voor spanning zorgt als hij er wel is. Een druk en vrolijk bijzonder broertje dat op het speciaal onderwijs zit. Een moeder die niet werkt, omdat dat niet mag van haar man. En Puca, Puca begraaft dode dieren en heeft daar een eigen begraafplaats voor, bij een prachtig omschreven boom. En die boom wordt de plek waar ze buurjongen Rover ontmoet. Als lezer merk je dat er meer aan de hand is, maar Puca begrijpt nog niet wat. Later wordt goed inzichtelijk gemaakt dat Rover ziek is en dood zal gaan. Dat dat wat doet met Puca, die steeds meer gaat voelen voor Rover, is duidelijk. Dat omgaan met iemand die dood gaat ontzettend moeilijk is, is voelbaar. Het boek werkt toe naar afscheid nemen van Rover én beginnen aan een nieuw hoofdstuk (de middelbare school). Dat dat allebei lastig is, maar tegelijkertijd een soort van te overwinnen is, is een mooie boodschap die je tussen de regels door leest.
De opbouw in dit boek is sterk. Je leert de personages langzamerhand steeds iets beter kennen, krijgt steeds meer zicht op de setting en ziet het verhaal langzaam groeien. Daarbij is 'tijd' een rode draad. Een rode draad die krachtig is uitgewerkt; sterk verweven in het verhaal. Zo lees je dat tijd kostbaar is, dat tijd sneller gaat als je iets doet, dat tijd in je hoofd zit en dat je tijd wilt rekken als je nog zo lang mogelijk wilt genieten van het leven. En dit is nog maar een fractie van alle tijd in dit boek. Dat het belangrijk is in dit verhaal, mag duidelijk zijn. In vaak prachtige zinnen weet Mariska Overman te boeien. Mooie filosofische eenvoudige zinnen en soms 'doordenkzinnen' die aansluiten bij kinderen in de bovenbouw die doen nadenken.
Bijzonder hoe het voelt alsof Puca het verhaal vertelt, terwijl het boek niet in de ik-vorm is geschreven; je ervaart alleen Puca als verteller. De wijze waarop Mariska Overman dat heeft vormgegeven is bijzonder. Het voelt alsof Puca het verhaal vertelt doordat de schrijfwijze ook past bij een kind van twaalf. Ze reageert op dingen die ze ziet, die ze meemaakt en voelt. Daarbij worden wat ingewikkelde dingen ook vanuit Puca uitgelegd, wat soms voor komische reacties zorgt. Maar het boek is allerminst komisch te noemen. De humor die erin zit, is subtiel, maar nodig om het zware verhaal luchtig te houden.
Schrijver: Mariska Overman
Jaar: 2024
Genre: fictie
Leeftijd: 10+
Uitgeverij: Klutman