Het is zo ver, de zes leerlingen van de Wonderschool, Babs, Pip, Bastiaan, Nico, Clarissa en Gabriël mogen een eigen wonderding maken. Deze zes leerlingen worden eerst even goed voorgesteld mét hun speciale wonderding, dat ze altijd bij zoch hebben. Maar nu is de dag daar, ze mogen zelf zomaar een voorwerp magisch maken: een eigen wonderding. Dat is nog best lastig, en als er ineens allerlei wonderdingen gestolen worden, gaan de kinderen op onderzoek uit. Want wonderdingen zijn er juist ook om te beschermen tegen wonderdieven! Leuk hoe die zoektocht naar de dief zo samenhangt met de zoektocht naar een eigen wonderding maken. Zal het ze lukken de dief te grazen te nemen?
Je stapt direct middenin het verhaal. Toch heb je wel direct het gevoel dat dit een deel 2 is. Je het als lezer het idee dat je heel af en toe wat achtergrondinformatie mist, want er worden regelmatig mensen of gebeurtenissen vermeld uit boek 1. Het eerste deel lezen is dus wel aan te raden.
Dit boek nodigt uit tot lezen omdat je wilt weten wie de dief is én welke wonderdingen de kinderen gaan maken. In vlotte zinnen en soms met wat spanning of humor, wordt een avontuurlijk verhaal geschetst vol met snufjes magie.
De illustraties van Marta Kissi zijn een leuke aanvulling. Het geeft net wat meer sfeer en bij sommige stukken in het boek helpt het om een beeld te krijgen van hoe de situatie eruit ziet, bijvoorbeeld als Parapluuk voor het eerst gaat vliegen.