Anna Woltz is een fantastische schrijver die feilloos alles wat leeft bij kinderen onder woorden kan brengen. Dat doet ze ook in dit boek.
In dit boek volg je Sven en Parker. Allebei hebben ze geen leuke zomer gehad. De zaak van Parkers vader is overvallen, wat haar blijft achtervolgen en Sven heeft een zware zomer gehad vanwege zijn epilepsie. Er is één ding dat hen verbindt en dat is niet zo zeer dat ze bij elkaar in de klas zitten. Nee, dat is Alaska de hond. Alaska is opgegroeid bij Parker, maar moest bij het gezin weg vanwege de allergie van haar broertje. Daarna is ze opgeleid tot hulphond. Diezelfde Alaska blijkt nu de hulphond van Sven te zijn.
Ga er maar na staan: je bent puberende jongen en je hebt een hulphond. Echt niet stoer. En dat is wat Sven dwars zit. Je voelt zijn onmacht, zijn pijn en leeft met hem mee dat hij niet kan accepteren dat hij voor altijd met epilepsie moet leven. Als Sven merkt dat Parker toch ook wel een sneu meisje is in zijn klas, biedt dat hem hoop: hij is niet de grootste zielepoot in de klas. Als Parker ontdekt dat Sven Alaska heeft, sluipt ze 's nachts bij hem naar binnen om Alaska te knuffelen. Sven is lang bezig met wie dat meisje met de bivakmuts is. Toch loopt het verhaal al snel heel anders dan je denkt en bouwen de twee een vriendschap op, wat eerst op een haat-liefde verhouding lijkt.
Prachtig hoe de aparte verhalen van Sven en Parker samenkomen. Je voelt al wel aan dat de verhalen samen gaan komen, maar de manier waarop is zo geleidelijk en ingenieus opgebouwd dat het de lezer toch enigszins zal verbazen.
Een serieus boek waarin je een goed inkijkje krijgt in leven met epilepsie, leven met angst en met verlies, maar ook een boek met een beetje humor om alles net even iets minder zwaar te maken. Heel mooi hoe de hond daar een rol in speelt.
Ook geschikt voor bovenbouw+ boek, vooral qua onderwerpen, zeker niet qua tekstniveau..