Tjarko van der Pol
'Een kinderboek maken vind ik een prachtig proces. Naast het hoofdverhaal, verstop ik in de achtergrond ook nog andere verhaaltjes.'
Tjarko van der Pol debuteerde nog geen tien jaar geleden in 2016 met 'Pretpark de Poepfabriek'. Dit was het eerste kinderboek waar hij illustraties bij maakte. Daarna volgden nog meer boeken. Na een boek over darmen, volgde een boek over hersenen 'Het hersenhotel' en over het hart, 'Kasteel Hartenstein' met dezelfde auteurs. Ook maakte hij twee boeken met wetenschapsjournalist Govert Schilling, namelijk 'Hadden de Grieken al raketten?' en 'Naar de maan'. Je zou zijn werk ook kunnen kennen uit de krant. Hij maakt regelmatig illustraties voor de krant, namelijk NRC.
Zijn rijke illustraties kenmerken zich door de krachtige, vaak expressieve details, de speelse tekeningen en de vele kleine extra, soms grappige, verhaaltjes die zichtbaar zijn in veel van zijn boeken. Je kunt zien dat hij tekent met precisie. Tjarko's stijl is direct herkenbaar en daardoor uniek. Als je goed kijkt, herken je de sterke lijnen, de levendige kleuren en het gebruik van contrasten. Al met al kun je van zijn werk zeggen dat het zowel dynamisch als gelaagd is.
Kun je in het kort iets over jezelf vertellen?
Mijn naam is Tjarko van der Pol en ik woon en werk in Beverwijk. Mijn straatje loopt letterlijk en figuurlijk dood (er is daar een begraafplaats) en dan beginnen de duinen. Tussen het werken door vind ik het heerlijk om een rondje hard te lopen. Soms gecombineerd met zwemmen in de zee, het hele jaar door. Naast het maken van kinderboeken, illustreer ik ook voor Trouw en NRC. De combinatie vind ik fijn want met een boek ben ik maanden bezig terwijl een illustratie voor de krant vaak binnen een dag af moet zijn. En een klein of groot project; iets afronden is altijd lekker.
​
Illustratoren van wie ik het werk geweldig vind; dat zijn er te veel om op te noemen. En ik ben dan ook bang dat ik collega’s vergeet te noemen waar ik toch veel aan heb gehad. Dus ik dacht, deze vraag sla ik lekker even over. Ik heb boekenkasten vol kinderboeken waar ik regelmatig een boek uit haal om te kijken hoe andere illustratoren bepaalde onderwerpen aanpakken. In het bijzonder zou ik toch nog wel Loes Riphagen en Charlotte Dematons willen noemen. Daar spreek ik zo nu en dan gezellig mee af om elkaars werk te bespreken. De eerlijkheid die zij durven uit te spreken als iets bijvoorbeeld niet zo goed is, is ontzettend waardevol.
Hoe ben je illustrator geworden?
Op de middelbare school las ik met veel plezier 'Turks Fruit' van Jan Wolkers. Ik genoot van de prachtige beeldende zinnen en las over de kunstacademie waar de hoofdpersoon naar toe ging. Dat heeft mij nieuwsgierig gemaakt. Zouden de academies nog steeds bestaan? Ik had gek genoeg geen idee. Het boek is 1969 geschreven en ik associeerde kunstacademies altijd met de gouden eeuw. Maar ze bestonden nog steeds en zo bezocht ik verschillende academies. Het meest enthousiast werd ik van de Koninklijke Academie in Den Haag. Deze academie paste het beste bij mijn romantische beeld van hoe zo’n opleiding er uit zou moeten zien. Gelukkig werd ik daar aangenomen en mocht ik kennis maken met verschillende technieken. Van alles heb ik daar geleerd en mogen uitproberen. Toch bleef ik dichtbij wat ik al mijn hele leven deed en dat was tekenen.
​
Na de academie ben ik als kunstenaar aan de slag gegaan en dat verliep best prima. Mijn werken verkochten goed alleen voelde dat op de een of andere manier toch niet zo prettig. Ik kon niet goed aarden in de kunstwereld. En zo zag ik in 2012 een oproep in de krant dat de beeldredactie van NRC op zoek was naar een artist in residence. Daar heb ik op gereageerd want het leek mij geweldig als een groter publiek mijn tekeningen zouden zien. Gelukkig werd ik uitgenodigd en mocht ik bij NRC aan de slag. Wekelijks stond ik met meerdere tekeningen in de krant. De reacties waren ook heel fijn om te mogen ontvangen. Zo maakte ik een keer een enorme tekening van de darmen als fabriek. Een van die reacties kwam van Thille Dop, uitgever bij Luitingh-Sijthoff. Ze vroeg of ik een kinderboek zou willen illustreren over de darmen. En zo werd ik, via een kleine omweg, kinderboekenillustrator.
Hoe ga je te werk?
Het illustreren begint bij mij bij het lezen. Ik ben een enorme beelddenker, ik lees dan ook vrij traag. De tekst voor een opdracht wil ik altijd op papier hebben zodat ik mijn eerste indruk direct in de kantlijn kwijt kan. Dat levert meestal meerdere beelden op en daarmee ga ik dan puzzelen. Ik zoek naar een grappige of bijzondere combinatie en een goede compositie. Daar maak ik een potloodschets van die ik op mijn lichtbak leg. Wat een uitvinding is dat! Nu hoef ik bijna nooit meer te gummen! Ik trek de schets over met mijn kroontjespen en Oost-Indische inkt. Als die helemaal goed is, kleur ik hem in met aquarel.
Wat vind je het leukste aan het maken van, en dus werken aan, een kinderboek?
Een kinderboek maken vind ik een prachtig proces. Naast het hoofdverhaal, verstop ik in de achtergrond ook nog andere verhaaltjes. Het is altijd heel fijn als uiteindelijk alles klopt en goed loopt. Bij 'Rotbeesten' dat ik samen met Gemma Venhuizen maakte, lukte dat het beste. Daar ging wel een maand lang puzzelen aan vooraf met de volgorde van de kriebelbeestjes. Ook vind ik het heerlijk om mijn verschillende boeken met elkaar te verbinden. Zo staan in de boekenkast van 'Ik wil een ander bed' boeken die ik eerder maakte of nog ging maken. En diezelfde boekenkast was al te zien in 'Pretpark de Poepfabriek'. Ik zou een hele lijst kunnen maken met items die in alle boeken terugkeren zoals de rood-witte windvaan, een laddertje, een zaklamp, een omgehakte boom, een cactus en hangplant van mijn opa en oma. Van het laddertje snap ik nog altijd niet waarom ze altijd in mijn tekeningen opduiken. Waarschijnlijk kom ik daar ooit nog wel achter. In mijn atelier heb ik een quote van Steve Jobs hangen: “You can’t connect the dots looking forward; you can only connect them looking backwards. So you have to trust that the dots will somehow connect in your future.”
Hoe zou je eigen stijl het best omschrijven?
Het klinkt misschien een beetje suf maar ik ben echt heel blij met mijn stijl. Hij is goed herkenbaar en hij wordt door zowel jong als oud goed ontvangen. Gelukkig maar want ik zou niet weten hoe ik mijn stijl zou kunnen aanpassen. Of ik nu voor de krant of voor een kinderboek illustreer, zelfs dat maakt voor mijn stijl niet uit. Technisch is het door de jaren heen wel beter geworden. Soms jeuken mijn handen om mijn eerste boeken weer opnieuw te illustreren. Dat zijn signalen van ontwikkeling, toch?
​
Wat was je eerste boek waar je illustraties voor maakte? En wat is het meest recente boek waar je aan gewerkt hebt?
'Pretpark de Poepfabriek' is mijn eerste kinderboek en dit boek verscheen in 2016. Het ligt nog altijd in de winkel, wat ik heel bijzonder vind. Daarnaast zijn er iets van 15 vertalingen verschenen, van Spanje tot Japan, bizar toch? In Duitsland is ‘Die Kackwurstfabrik’ zelfs een behoorlijke bestseller geworden!
Het meest recent is 'Hee, het heelal!' voor de BAM!-reeks. Die maakte ik samen met Floor Tinga. Hoe leuk is het om te leren lezen met een onderwerp dat je echt interesseert in plaats van die suffe boekjes die we vroeger hadden.
Is er een boek dat of misschien wel een specifieke illustratie die voor jou extra bijzonder is?
Bijna had ik de opdracht om 'Kasteel Hartenstein' te illustreren opgegeven. Heel frustrerend was dat. Ik kreeg het kasteel, met in één van de kamers een kloppend hart, niet goed. Het ‘klopte’ gewoon niet hoe alles met elkaar verbonden was. Voor mijn illustraties doe ik altijd veel onderzoek want technisch gezien moet het gewoon correct zijn. En toen kreeg ik plots een ingeving terwijl ik staarde naar de zelfgemaakte stoommachine van mijn opa. Deze heb ik geërfd en hij staat centraal in mijn atelier. Een stoommachine moest het dus zijn! Cardioloog Hans Bosker heeft er nog uitvoerig naar gekeken en alles klopt.
Wat maakt jouw werk uniek?
Dat zal hem denk ik in mijn eigen stijl zitten. Als ik op een kinderboekenbeurs loop dan zie ik toch ook veel van hetzelfde. Soms heb ik zelfs medelijden met de makers dat het zo veel op elkaar lijkt. Mijn stijl ben ik daar gelukkig nog niet tegengekomen. Blijkbaar (en gelukkig) is het nog niet de moeite waard om te kopiëren.
Wat zou je nog heel graag willen uitbrengen?
Een scheurkalender.