Saskia Halfmouw
'Ook na dertig jaar is het nog steeds zó leuk om een nieuw boek voor het eerst in handen te krijgen. Het blijft bijzonder.'
Toen het idee leefde om elke maand een illustrator in het zonnetje te zetten, was Saskia Halfmouw een van de illustrators die even met mij meedacht. De hoogste tijd om Saskia Halfmouw zelf in het zonnetje te zetten! Je zou haar naam kunnen kennen van diverse boeken. Zo illustreerde ze de boeken van Kaat Vrancken over de twee leuke honden Fien en Fox, waarbij het plezier en het ontdekkende van de bladzijden spat door het kleurgebruik en de vrolijke gezichten. Met Martine Letterie maakte ze onder andere 'Wij woonden hier'; Martine Letterie schreef een indrukwekkend verhaal en Saskia Halfmouw gaf beelden bij het verhaal. In dit boek wordt al snel duidelijk dat Saskia Halfmouw laat zien dat ze aandacht heeft voor detail en dat ze de juiste toon kan weergeven in haar werk door voornamelijk kleurgebruik en sfeer. Maar ze illustreerde meer. Een aantal andere titels waar zij de illustraties bij maakte: 'Mercy, zo heet ik' (Madame Monsieur, 2020) Levi's nieuwe liedje' (Edward van de Vendel, 2024) en 'De pinguïnsint en andere dierenklazen' (Edward van de Vendel, 2022). Ze maakte ook nog twee eigen sprankelende tekstloze prentenboeken met zoekopdrachten, namelijk 'Zaterdag' (2018) en 'Zoek' (2020).
Kun je in het kort iets over jezelf vertellen?
Tekenen is altijd een heel vanzelfsprekende bezigheid voor me geweest, van kleins af aan. Het ene na het andere schetsboek tekende ik vol, net als schoolschriften- en agenda’s, ansichtkaarten en brieven. Ook tekende ik strips voor de schoolkrant.
Met man, kat en hond woon ik in de Achterhoek, onze twee zoons zijn al uit huis. Om de dag fris te beginnen wandel ik graag met de hond en ik ga ook wekelijks tennissen, zeker als ik een lange dag achter mijn tekentafel heb gezeten.
Ik heb niet speciaal éen favoriete illustrator, maar kan juist heel veel vakgenoten waarderen. We hebben ongelofelijk veel goede illustratoren alleen al in Nederland, die werk maken dat een mooi eigen karakter of handschrift heeft.
Hoe ben je illustrator geworden?
Mijn tekenplezier was de aanleiding om naar de kunstacademie te gaan , maar ik hield ook van typografie en vormgeven. Dus bij de opleiding grafisch ontwerpen aan de kunstacademie in Arnhem kwam dat voor mij mooi samen. Ook audiovisuele vormgeving was daar één van de vakken; ik heb er nog korte getekende filmpjes gemaakt voor ‘Dag meneer de Koekepeer’ (zondagochtend-tv begin jaren 90). Het was een fijne, brede opleiding. Na mijn studie heb ik een tijdje als grafisch ontwerper gewerkt in combinatie met illustratieopdrachten. Totdat het me lukte om helemaal voor de illustraties te kiezen, want dat had echt mijn voorkeur. Maar de vormgeversachtergrond komt vaak nog goed van pas.

Hoe ga je te werk?
Als er een nieuw boek geïllustreerd moet worden, dan begin ik altijd met potlood de eerste ideeën te schetsen in een dummy. Soms zie ik in gedachten meteen een beeld bij een stukje tekst; andere scenes ontstaan al schetsend en groeien naar de juiste tekening. Een schets is nooit helemaal ‘kant-en-klaar’ om in te kleuren, bij de uitvoering met kleur ontstaat ook door het materiaalgebruik nog wel iets dat de illustratie beïnvloedt. Ik werk dus nog steeds het liefst met verf -meestal gouache-, potloden en inkt op papier. Nabewerken doe ik soms wel digitaal, maar dat gaat meestal om details. Maar af en toe illustreer ook wel een klus helemaal digitaal.

Wat vind je een van de leukste dingen aan het maken van een kinderboek?
Vooral dat ik door middel van mijn tekeningen het verhaal van een auteur tot leven kan brengen. Dat ik door de tekst op ideeën kom en dan verrast kan worden door het resultaat. En bij mijn eigen zoekboeken is het heerlijk om alles helemaal zelf te kunnen invullen. Ook na dertig jaar is het nog steeds zó leuk om een nieuw boek voor het eerst in handen te krijgen. Het blijft bijzonder.



Hoe zou je eigen stijl het best omschrijven?
Ik probeer altijd om een zekere overtuiging in mijn illustraties te krijgen. Bijvoorbeeld kinderen met de juiste uitdrukking in hun gezicht en lichaamstaal. De ene keer in een wat lossere stijl, de andere keer realistischer. Het is wel fijn om dat af te wisselen. Mijn handschrift heeft zich in de afgelopen 30 jaar (gelukkig) wel ontwikkeld, maar zoiets gaat geleidelijk. Door gewoon heel veel te tekenen, en bij te leren. Soms zie ik illustraties van jaren geleden terug en dan zie ik het verschil wel duidelijk.
​
Wat was je eerste boek waar je illustraties voor maakte? En wat is het meest recente boek waar je aan gewerkt hebt?
Mijn allereerste echte boekopdracht was ‘Van huilen krijg je dorst’ van Anke Kranendonk. Inmiddels ben ik zo’n driehonderd boeken verder (maar ik ben de tel een beetje kwijt ;).
Het meest recente boek dat is verschenen heet ‘Wij woonden hier’ van Martine Letterie. Het zijn de verhalen van drie Joodse kinderen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zutphen woonden, waar Martine en ik vlakbij wonen. We hebben onderzoek gedaan en de huizen van toen bezocht. Het blijft belangrijk om kinderen te laten kennismaken met deze verhalen.
En afgelopen week heb ik de illustraties afgerond voor een dichtbundel van Edward van de Vendel: ‘Juf je bent geweldig maar’. Die verschijnt in juni.
Is er een boek dat of misschien wel een specifieke illustratie die voor jou extra bijzonder is?
De laatste jaren heb ik een paar boeken geïllustreerd met waargebeurde verhalen, die een maatschappelijke link hebben. Zoals ‘Kinderen van ver’ en ‘Wij woonden hier’ van Martine Letterie. En ook de waargebeurde (podcast-)verhalen in ‘Sara’s mysteries’ van Sara de Monchy spraken me erg aan. Die interesse begon bij het maken van een prentenboek van een bijzonder verhaal dat op mijn pad kwam: ‘Mercy, zo heet ik’. De tekst is van het Franse popduo MadameMonsieur en is eigenlijk een songtekst. (Ze traden daarmee op tijdens het Eurovisie Songfestival in 2018) Het is het waargebeurde verhaal over een baby - Mercy- die geboren is op een reddingsschip op de Middellandse Zee; haar hoogzwangere moeder werd uit een vluchtelingenbootje gered. Voor dat boek gebruikte ik een meer realistische teken- en schilderstijl dan ik normaal deed en ik ben nog steeds heel blij met hoe dat boek is geworden.​
​
Wat maakt jouw werk uniek?
Ik denk dat ik met meerdere stijlen uit de voeten kan, van heel realistisch tot heel ‘losse’ illustraties. Terwijl je dan toch wel een persoonlijk handschrift kan blijven zien. Volgens mij is het heel toegankelijk voor kinderen en kleurrijk. En ik houd van afwisseling in de onderwerpen. Van zowel de serieuze boeken die ik hierboven al noemde als van humoristische verhalen, zoals bijvoorbeeld de boeken van Kaat Vrancken over haar honden. En ‘Pas op, opa!’ Van Vivian den Hollander.
Wat zou je nog heel graag willen uitbrengen?
Ik zou nog wel graag een graphic novel willen maken, ik lees en koop veel graphic novels de laatste jaren en ik vind dat een heel mooie boekvorm. En het hoeft niet per se voor kinderen te zijn. Voor oudere kinderen of volwassenen lijkt me ook fijn. Als tekenaar kun je dan echt een unieke sfeer creëren. Nu nog een goed verhaal…


